2007/07/31

Kind als proefkonijn?


(Tijdschrift voor Gezondheidszorg & Ethiek, september 2007)

Verbeteringen in de gezondheidszorg zijn vaak het resultaat van experimenten met mensen. We spreken tegenwoordig liever van medisch wetenschappelijk onderzoek of studie. Het begrip experiment drukt echter beter uit wat er aan de hand is als iemand deelneemt aan een studie. Hij verleent een dienst aan de wetenschap en de belangen van toekomstige patiënten en maakt zijn eigen gezondheidsbelang daaraan ondergeschikt, ook al is niet uitgesloten dat deelname soms positieve gevolgen heeft voor de gezondheid of het welzijn van de patiënt. Dit is bijvoorbeeld het geval als een nieuw geneesmiddel even goed of beter werkt dan een bestaand middel, maar minder bijwerkingen heeft.

Soms is het van te voren wel volstrekt duidelijk dat een onderzoek geen positieve effecten zal hebben voor de deelnemer, bijvoorbeeld bij onderzoek naar de manier waarop bepaalde stoffen door het menselijk lichaam worden verwerkt en of ze giftig zijn. Men spreekt dan wel van niet-therapeutische studies.

Over het uitvoeren van dergelijke niet-therapeutische studies bij kinderen wil de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) nu een discussie openen. Wat is er namelijk aan de hand?

Sinds een aantal jaren is de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO) van kracht. Deze verbiedt onderzoek met mensen die daar zelf geen toestemming voor kunnen geven, de zogenaamd wilsonbekwamen en kinderen beneden de achttien jaar. Twee uitzonderingen zijn mogelijk. Als het onderzoek een direct voordeel voor de deelnemer kan opleveren en er een positieve verhouding is tussen de lasten en opbrengsten van het onderzoek. Of als het niet-therapeutisch is, maar wel groepsgebonden. Dat laatste houdt in dat het onderzoek alleen bij de betreffende patiëntengroep kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld leukemiepatiënten. Bijkomende eis is dan dat voor de proefpersonen de risico’s verwaarloosbaar en de belasting minimaal zijn.

Veelbelovende studies kunnen nu niet plaatsvinden, bijvoorbeeld naar vormen van onbehandelbare kanker die vrijwel uitsluitend bij kinderen voorkomen. Dergelijk onderzoek brengt namelijk veelal meer dan minimale risico’s en belasting met zich mee.

Een discussie over de regels voor onderzoek met kinderen is toe te juichen. Deze zal zich niet mogen beperken tot de vraag of het iets meer mag zijn: een beetje meer risico, wat meer belasting, nog een extra prik. En dat alles met het oog op kennisvermeerdering die nieuwe en betere therapieën voor andere zieke kinderen kan opleveren. Hoog op de agenda moet staan hoe we de begrippen verwaarloosbare risico’s en minimale belasting moeten invullen. Op dit moment denkt men dan aan risico’s en belasting die niet groter zijn dan in het dagelijks leven in een redelijk veilige omgeving. Onderzoekers, ouders en toetsingscommissies die moeten oordelen over de ethische aanvaardbaarheid van studies blijken hiermee niet goed uit de voeten te kunnen. De vertaling van deze begrippen naar de praktijk is verschillend. De een vindt het risico en de belasting van een bloedprik minimaal, en de ander vindt dat zonder medische noodzaak voor het patiëntje absoluut meer dan minimaal. Zonder enige mate van overeenstemming hierover is een nadere discussie over mogelijke verruiming op voorhand gedoemd te mislukken.

Daarnaast zijn fundamentele ethische en juridische kwesties in het geding. Zo bijvoorbeeld aangaande de verantwoordelijkheid van ouders jegens hun kinderen. Ouders hebben de plicht het belang te dienen van de kinderen die van hen afhankelijk zijn. Tegen die achtergrond druist het geven van toestemming voor deelname van een 3-jarig kind aan een onderzoek naar bijvoorbeeld bepaalde voedingsmiddelen, dat geen risico en belasting met zich meebrengt en momenteel is toegestaan, niet in tegen het belang van het kind, terwijl je evenmin kunt zeggen dat het in diens belang is. Het laten ondergaan van onderzoek met meer dan minimale risico’s en belasting is duidelijk tegen het belang van het kind en in strijd met de verantwoordelijkheid van ouders. Denk bijvoorbeeld aan het pijnlijke afnemen van een monster van levend weefsel, het weefselbiopt.

Een derde thema voor de agenda betreft de positie van oudere minderjarigen. Kinderen zijn tegenwoordig steeds vroeger mondig, en het is denkbaar dat we bijvoorbeeld 12-plussers meer ruimte zouden kunnen bieden om zelf toestemming te geven voor medewerking aan niet-therapeutisch onderzoek.

Wetenschappelijke vooruitgang in de geneeskunde is een belangrijk, maar geen doorslaggevend goed. Het opgeven van morele waarden in dienst van de wetenschap kan, zoals de geschiedenis toont, een bedreiging vormen voor de samenleving. De discussie over wetenschappelijk onderzoek met kinderen vraagt om grote zorgvuldigheid. Laten we om te beginnen eerst helder krijgen waar we het eigenlijk precies over hebben om vervolgens een geïnformeerde discussie te voeren.

No comments: