2011/07/15

beroepsgeheim

Psychiater is geen rechter
Door Ron Berghmans

Professionals in de geestelijke gezondheidszorg moeten onkreukbaar zijn als het gaat om informatie waarvan zij deelgenoot zijn gemaakt in de beslotenheid van hun spreekkamer. Ze moeten zwijgen als het graf. Terecht stelt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie zich in deze kwestie onverzettelijk op (De Volkskrant, 14 juli jl.). Dat kan niet anders en dat mag ook niet anders. Het vertrouwen in de beroepsgroep staat namelijk op het spel. Dat is een groot maatschappelijk belang. En datzelfde maatschappelijke belang mag door de psychiater niet worden afgewogen tegen de individuele belangen van bestaande en potentiële, toekomstige patiënten. Ook al is er nog zo’n gerechtvaardigd vermoeden dat spreken en inzage in het dossier van Tristan van der V. licht kan werpen op de geestesgesteldheid van deze moordenaar en op de kennis die diens hulpverleners omtrent de mogelijke risico’s die hij als patiënt voor zijn omgeving vormt, dan nog, of beter: juist dan moet de professional zwijgen.

Sjoemelen met het beroepsgeheim zou betekenen dat patiënten er niet op kunnen vertrouwen dat wat zij met de hulpverlener bespreken absoluut vertrouwelijk is en blijft. Alleen al het op een kier zetten van de deur zou desastreuze gevolgen hebben. Niet alleen de privacy van de patiënt die met de hulpverlener spreekt wordt geschaad, maar ook hulpverlening aan toekomstige patiënten. Sterker nog: het is dan de vraag of iemand zich nog tot ggz-hulpverleners zal wenden als hij weet dat zijn persoonlijke informatie niet in veilige handen is. Stel je voor dat mijn hulpverlener meent dat ‘het maatschappelijk belang’ vereist dat mijn werkgever op de hoogte moet worden gesteld van het feit dat ik een onbedwingbare neiging heb om geld te verduisteren. Of dat de psychiater vindt dat mijn echtgenote er recht op heeft om te weten dat ik regelmatig een prostituee bezoek.
Met name in de geestelijke gezondheidszorg is vertrouwen een precaire zaak. Wantrouwen ligt permanent op de loer omdat patiënten kwetsbaar zijn en in hun leven ervaring hebben met schending van vertrouwen. Denk alleen maar aan situaties waarin machtige anderen (zoals (pleeg)ouders of leerkrachten) aan hun zorg toevertrouwde kinderen seksueel misbruiken of mishandelen. Denk ook aan het gegeven dat – hoe noodzakelijk soms ook – door ggz-hulpverleners soms drang, dwang en vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast om de patiënt of diens omgeving te beschermen. Daarmee samenhangend wantrouwen mag niet nog eens worden aangewakkerd door de wetenschap dat de hulpverlener dat wat je hem of haar toevertrouwt niet absoluut voor zichzelf houdt. Voeg daarbij dat sommige psychiatrische patiënten door ontbrekend ziektebesef sowieso een geringe of ontbrekende bereidheid hebben om zich tot de ggz-hulpverlening te wenden. Het risico dat hun privacy bij psychiaters niet in veilige handen is zal dit alleen maar stimuleren.

Voor de hulpverlener is het beroepsgeheim en de zwijgplicht dus heilig. Er mag door hem of haar geen afweging worden gemaakt tussen de plicht om te zwijgen en het maatschappelijk belang van waarheidsvinding. Het is niet aan individuele hulpverleners om op de stoel van de rechter te gaan zitten. Diens toga past hen niet. Behoudens één uitzondering – namelijk als spreken ernstig gevaar voor concrete personen kan voorkomen – is het uitsluitend de rechter die de hulpverlener kan dwingen om in het maatschappelijk belang het beroepsgeheim te doorbreken. In de zaak Tristan van der V. is het dan ook de rechter die de hulpverleners uiteindelijk opdracht kan geven om het dossier af te geven.

Het is misplaatst en ongepast om, zoals Rutenfrans in een redactioneel commentaar (De Volkskrant, 14 juli jl.) doet, te suggereren dat de hulpverleners van GGZ Rijnland hun beroep op het beroepsgeheim gebruiken om “niet de patiënt maar zichzelf te beschermen.” Alleen al het opwekken van de schijn dat de onverzettelijkheid van de hulpverleners gebaseerd is op eigenbelang is een voedingsbodem voor wantrouwen. Het is cynisch dat in een poging om wantrouwen te voorkomen wantrouwen zou worden gestimuleerd.

Ron Berghmans is gezondheidsethicus en werkzaam bij onderzoeksschool CAPHRI van Maastricht University

No comments: